, [], John F Hobbins, The Great Arraignment; The opening diatribe of the book of Isaiah (1:2-20) is remarkable for its searing rhetoric, yet it concludes by offering a return to prosperity should the people and leaders of Judah heed the word of their God. The speech begins with a call to heaven and earth to act as witnesses and a summary brief against the nation (verses 2-3). It ends with an appeal to reach a settlement and a conditional offer of rehabilitation (verses 18-20).
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [8]Een os kent [9]zijn bezitter, en [10]een ezel de krib zijns heren; [maar] [11]Israel heeft geen kennis, Mijn volk verstaat niet. 8. De zin is, hoewel een os en ezel van de domste dieren zijn, zo leren zij nochtans dien kennen, die zich dagelijks als voeder voorstelt, en zij betonen hem op hunne wijze enige vriendschap, wanneer hij tot hen in den stal komt, en zij voegen zich naar zijne hand. 9. Dat is, dengene, wien hij toebehoort en die hem als zijn eigen bezit en opvoedt. 10. De zin is, hoewel een os en ezel van de domste dieren zijn, zo leren zij nochtans dien kennen, die zich dagelijks als voeder voorstelt, en zij betonen hem op hunne wijze enige vriendschap, wanneer hij tot hen in den stal komt, en zij voegen zich naar zijne hand. 11. Of, Israel verstaat niet. Die zijnen God niet kent, wordt geacht niets te weten of te kennen. Anders: kent [mij] niet, te weten, zijnen bezitter, eigenaar, Heer, alsof Hij zeide: zij die daar roemen Gods volk te zijn, zijn onvernuftiger en onverstandiger dan het vee.